Grote zorg voor het allerkleinste

Ik krijg weleens de vraag: “Krijg je niet overal kriebels, omdat je weet dat die beestjes overal zitten?” Met beestjes bedoelen ze dan microben. Mijn antwoord is altijd: nee.

Nee, ik krijg er niet de kriebels van. Ik vind het juist fascinerend dat op de computermuis of mobiele telefoon die je nu vasthoudt er wel tientallen verschillende soorten bacteriën, schimmels en gisten zitten. En dat, als je het nu van schrik loslaat, er nog steeds een paar miljoen micro-organismen op je hand zitten. En ga daar nu niet rigoureus van die aseptische handgel opsmeren, want die micro-organismen beschermen je juist tegen infecties. Bovendien zorgen ze ervoor dat je huid in balans is en niet uitdroogt.

None

Een kweek van de micro-organismen op een computermuis in een petrischaal. In Micropia is een hele wand vol met petrischalen te zien, en kun je door middel van time-lapse filmpjes zien hoe zo’n kweek groeit.

Die microben op je huid, in je darmen en ja, zelfs in je navel, daar hoef je weinig voor te doen. Ze leven daar van voedingsstoffen die beschikbaar zijn of andere microben in hun omgeving. “Maar als je nou microben in een lab wilt kweken?” “Hoe doen jullie dat dan?” Het is een veel gestelde vraag in Micropia, maar ook van mijn vrienden. Ik vergelijk het dan voor het gemak met een mini-dierentuin. Alle microben die we kweken groeien dankzij goede zorg. We zorgen bijvoorbeeld voor een ideale temperatuur, dat ze de juiste voeding krijgen en dat ze niet worden overwoekerd door heel andere microben. Stel je voor dat je in een dierentuin de pinguïns niet kunt zien omdat er allemaal zebra’s voor staan! Nou, met de meer dan 300 soorten microben die we willen laten zien in het museum, kun je je voorstellen dat deze zorg een hele uitdaging is.

Als het gaat om kweekmethodes zijn onze microben grofweg in drie groepen te verdelen. We hebben de producenten, dat zijn de algen en cyanobacteriën die aan het begin van de voedselketen staan. Deze hebben licht nodig voor fotosynthese en voedingsstoffen zoals zouten en mineralen. De consumenten, die producenten (of andere consumenten) als voedsel nodig hebben en gevoelig zijn voor verschillen in zuurtegraad en temperatuur. En er zijn reducenten. Dan hebben we het over schimmels, gisten en bacteriën. Deze groeien we op agarplaten met voedingsstoffen en zijn eigenlijk de veelvraten van onze mini-dierentuin.

None

Het roeipootkreeftje (Cyclops strenuus) is een consument die je in Micropia kunt bekijken. Deze microbe leeft in zoet oppervlaktewater en eet andere microben.

En over reducenten gesproken! Afgelopen tijd is er hard gewerkt aan onze nieuwste opstelling: onmisbare opruimers . Een giraffekalf, die een natuurlijke dood is gestorven in Artis, is 10 maanden lang in een geconditioneerde ruimte afgebroken door zijn eigen microben en is nu te zien in Micropia. Zo willen we de bezoekers ook het afbraakwerk van microben laten zien, en ze er bewust maken van hoe onmisbare deze taak van microben voor het leven op aarde is. Een van onze Artis-collega’s heeft speciaal naar aanleiding van deze opstelling een verhaal geschreven over de cirkel van het leven. Kom je langs om de opstelling te bekijken? 

Mede omdat Micropia een educatieve instelling is, willen we graag plek bieden aan stagiaires om hier ervaring op te doen die ze nergens anders kunnen opdoen. Micropia is immers het enige microbenmuseum ter wereld en daarmee zijn ook de werkzaamheden en verantwoordelijkheden uniek. Onze stagiaires zijn leerlingen van laboratoriumopleidingen uit heel het land. Zo komt onze Eveline uit Veenendaal en reist dus elke dag anderhalf uur naar Micropia, en weer terug.

None

Bij de volvox, een meercellige groenalg, zitten de cellen aan de buitenzijde van de bol. Sommige hebben zweepharen en zorgen voor de beweging, andere voor de voorplanting.

Ze werkt momenteel aan een optimalisatie van het groeien van een aantal algensoorten zoals: Chlamydomonas, Gonium en Volvox. Deze algen groeien goed bij ons in het lab, maar eigenlijk te goed. Je kunt het vergelijken met een plant in de tuin die gaat woekeren. Met de celteller, waarover ik in mijn eerste blog schreef, kunnen we kijken naar de snelheid waarmee de alg groeit (delingssnelheid). Door testen uit te voeren bij verschillende temperaturen en/of licht kunnen we die delingssnelheid beïnvloeden. Dan kunnen we de algen dus ook minder snel laten groeien.

Mijn tijd zit er helaas alweer op. Nog zoveel te schrijven, maar dat kan wachten tot de volgende blog.

Groetjes, Ilja