Scherpe schelpzwam

schitterende schimmel schelp

meer informatie

De scherpe schelpzwam is een schimmel die in loofbossen op vele continenten voorkomt. De paddenstoel van deze soort is niet giftig, maar smaakt bijtend bitter en wordt daarom niet geconsumeerd. De lichtgevende eigenschappen van deze schimmel zijn al bekend sinds de Griekse filosoof Aristoteles ze observeerde en beschreef.

De scherpe schelpzwam is een schimmel die in loofbossen op vele continenten voorkomt. De paddenstoel van deze soort is niet giftig, maar smaakt bijtend bitter en wordt daarom niet geconsumeerd. De lichtgevende eigenschappen van deze schimmel zijn al bekend sinds de Griekse filosoof Aristoteles ze observeerde en beschreef.

hun vruchten afwerpen

Het vruchtlichaam van de scherpe schelpzwam, oftewel de paddenstoel, ontwikkelt als de temperatuur en vochtigheid hoog genoeg zijn. Aan de onderzijde van de hoed van de paddenstoel zit het hymenium, het weefsel dat de sporen voortbrengt. Met behulp van sporen kunnen schimmels zich over grotere afstanden verspreiden. 

licht in het donkere bos

Het biologische lichtverschijnsel bioluminescentie is een chemische reactie in een cel waarbij licht vrijkomt. Hiervoor zijn twee stofjes nodig: de pigmentstof luciferine en het enzym luciferase. Verder zijn zuurstof en biochemische energie nodig. Het licht komt vrij zodra het enzym luciferase de zuurstof aan luciferine bindt. 

Er bestaan meerdere theorieën waarom paddenstoelen licht geven. De meest waarschijnlijke functie van het licht is het aantrekken van fototrofe insecten. We noemen een organisme positief fototroof als het zich richting licht beweegt. Als de insecten op of onder de paddenstoelen komen, verspreiden ze de sporen van de schimmel. Een andere theorie stelt dat het licht, dat altijd dezelfde groenachtige kleur heeft, een bijproduct is van het metabolisme van de schimmel bij de afbraak van lignine.

Zowel de hoed van de paddenstoel als het mycelium van Panellus stipticus kunnen licht geven. Behalve paddenstoelen zijn er ook bacteriën, algen, insecten, weekdieren, en vissen die zelf licht kunnen geven.

rotschimmels 

Hout bestaat grotendeels uit drie stoffen: cellulose, hemicellulose en lignine. Weinig organismen kunnen deze sterke, lange moleculen afbreken. Schimmels zoals Panellus stipticus knippen de moleculen met behulp van enzymen in stukjes. Eerst hecht een schimmelspore zich vast op plantenmateriaal, zoals een dode tak. Vervolgens beginnen schimmeldraden, genaamd hyfen, te groeien. De hyfen produceren enzymen die het hout afbreken. Hierbij komen voedingsstoffen vrij die de schimmel op kan nemen.

P. stipticus heeft gespecialiseerde enzymen om vooral lignine af te breken. Puur cellulose heeft een witte kleur, terwijl puur lignine een donkerdere, gelige kleur heeft. Omdat P. stipticus de lignine component van hout afbreekt, blijft er relatief meer cellulose over. Vandaar dat schimmels zoals P. stipticus ook wel witrot genoemd worden. Andersom zijn er ook schimmels die meer gespecialiseerd zijn in cellulose afbraak. Deze soorten worden dan bruinrot genoemd, omdat er meer lignine overblijft.