Enterococcus faecalis

medewerker in het menselijk microbioom

meer informatie

Deze bacterie komt vrij voor in de grond of het water, maar is vooral bekend als vaste bewoner van de menselijke darm. Daar dankt de soort zijn naam ook aan: vrij vertaald betekent Enterococcus faecalis zoiets als ‘inwendige bol die in ontlasting voorkomt’.

Deze bacterie komt vrij voor in de grond of het water, maar is vooral bekend als vaste bewoner van de menselijke darm. Daar dankt de soort zijn naam ook aan: vrij vertaald betekent Enterococcus faecalis zoiets als ‘inwendige bol die in ontlasting voorkomt’.

Knappe kokken

E. faecalis bacteriën zijn kokken: bolvormige cellen die alleen of in korte ketens voorkomen. De celwand van deze soort is erg dik en kan wel 40% van de gehele celmassa zijn. Dit maakt deze bacterie robuust tegen allerlei bijtende stoffen in het darmkanaal, zoals galzuren.

Vitamines in poep

Mensen hebben vitamines nodig voor groei en ontwikkeling, en om gezond te blijven. Een van deze vitamines is cobalamine, ook wel vitamine B12 genoemd. Deze vitamine is nodig is voor de aanmaak van rode bloedcellen en voor een goede werking van het zenuwstelsel. Zoogdieren, en dus ook mensen, kunnen deze stof zelf niet aanmaken. Ze zijn afhankelijk van hun microbioom. Een aantal bacteriën en archaea, waaronder Enterococcus faecalis, maakt vitamine B12 aan. Deze microben zitten in de dikke darm. Echter, de vitamine kan alleen worden opgenomen in de dunne darm, dus alleen hogerop in het darmkanaal.

Om toch de vitamine B12 productie van de eigen darmmicroben te benutten doen veel planteneters aan coprofagie: het eten van hun eigen uitwerpselen. Een uitzondering hierop zijn de herkauwers, zoals de anoa’s in ARTIS. Anoa’s hebben vitamine B12-producerende microben in hun pens, de eerste maag, waardoor ze vitamine B12 wel kunnen opnemen in hun dunne darm. Omnivoren, zoals de zwarte kuifmakaak, krijgen de vitamine binnen door het consumeren van dierlijke producten.

Eieren beschilderen

Deze bacterie is ook nuttig buiten onze darmen. De hop maakt bijvoorbeeld ook graag gebruik van E. faecalis. Het vrouwtje heeft een geurklier net boven haar staart. Uit deze klier komt een stinkende vloeistof die vol zit met de bacterie. Ter bescherming smeert het vrouwtje niet alleen zichzelf, maar ook haar eieren, in met een dikke laag van deze vloeistof. Hiervan krijgen de eieren een donkere kleur.  

Waarom doet de hop dit? De goedaardige bacterie heeft een antimicrobiële werking omdat het een speciaal eiwit maakt: bacteriocine. Deze kleine eiwitjes doden andere bacteriën, zoals de ziekteverwekker Bacillus licheniformis. De enzymen van deze ziekteverwekker breken de keratine in vogelveren af. Dat is heel erg gevaarlijk, want veren bestaan voor 90% uit keratine. Bescherming tegen deze ziekteverwekker is dus essentieel voor de hop. Het eiwit bacteriocine vergroot ook de kans dat de jongen van de hop uit het ei komen. De ‘geverfde’ eieren bevatten minder ziekteverwekkers dan ‘ongeverfde’ eieren en bacteriocine voorkomt infecties

None

Hulpvolle huisgenoot of irriterende inwoner?

In onze darmen leeft 99% van ons microbioom. E. faecalis is één van de soorten die vrijwel iedereen bij zicht draagt. Deze bacterie helpt mee ons voedsel te verteren en produceert vitamines. Recent onderzoek heeft zelfs aangetoond dat bepaalde E. faecalis-stammen leiden tot minder diarree in varkens en kippen. Onderzoek naar deze probiotische toepassingen wordt echter overschaduwd door onderzoek naar pathogene stammen. Net als vele andere bacteriën kunnen individuen van E. faecalis genen doorgeven aan elkaar, bijvoorbeeld resistente genen tegen een soort antibioticum. Dit wordt Horizontal Gene Transfer genoemd.

Enkele stammen van deze soort zijn dan ook hardnekkig resistent tegen antibiotica. De bekendste stam is de zogeheten vancomycine-resistente Enterococcus, VRE. Een veel bestudeerde route van verspreiding is door huisvliegen. Deze insecten vliegen relatief lange afstanden, vooral voor een microbe. Huisvliegen voeden zich met rottend organisch materiaal of mest, maar zitten ook op de appels en bananen in onze fruitschalen. Resistente bacteriën kunnen op deze manier snel verspreid worden.